9

 

 

 

 

Na de zondagse lunch in Springhead House zag James tot zijn verbazing dat Emma in de keuken met Robert zat te praten. Hij wist dat hij meer van dit soort familiebijeenkomsten genoot dan zij; normaal gesproken voelde ze zich niet erg op haar gemak bij Robert. James had nooit helemaal begrepen wat ze nu eigenlijk tegen haar ouders had. Hij vond hen beiden redelijke, beschaafde mensen, helemaal niet veeleisend of zo. Hij zei het nooit, maar als Emma weer eens klaagde over Robert en Mary vond hij haar net een verwend kind. Dat kon hem niet zoveel schelen. Het was juist haar jeugd die hij altijd zo aantrekkelijk aan haar had gevonden. Ze leek zo puur en onaangetast.

Toen ze in de huiskamer van Springhead theedronken en vruchtencake aten, kwam het gesprek ineens op familie. James had altijd geweten dat het er ooit eens van zou komen, maar nu het zover was, was hij er niet op voorbereid. En het had zo’n onschuldig gesprek geleken.

‘Mary wordt volgende maand vijftig,’ zei Robert. ‘We zaten eraan te denken om een feest te geven.’

‘O ja?’ Mary zat op haar hurken naast het vuur, dat maar niet tot leven leek te willen komen. Ze hadden er vlierhout opgegooid dat nog groen was en waar geen warmte vanaf kwam, en ze had het vuur zo hard aangeblazen dat ze rood aangelopen was.

‘Ja, dat leek me wel een goed idee. We hebben niet zoveel aan onze zilveren bruiloft gedaan, en het leek me wel leuk om jou eens in het zonnetje te zetten.’

‘Ik weet niet...’ Ze leek het een doodeng vooruitzicht te vinden, maar dat scheen Robert niet te merken. ‘Wie zou je willen vragen?’

‘Ik zat aan een open huis te denken. Onze vrienden van de kerk, en misschien zelfs de jeugdclub. Het wordt tijd dat we hier weer eens een paar jongeren over de vloer krijgen.’

‘O, nee. Nee, dat lijkt me niet zo’n goed idee. Liever iets kleins wat mij betreft. Gewoon de familie, meer niet.’

En toen gebeurde het ineens.

‘Als jij dat graag wilt,’ zei Robert. ‘Misschien is het wel een goede gelegenheid om James’ familie eindelijk eens te leren kennen. Die wil je er toch zeker wel bij hebben?’

James werd door paniek bevangen. Hij hoopte dat hij die beter verborgen hield dan Mary. ‘Leuk idee, maar eigenlijk heb ik geen familie. Geen naaste familie althans.’

‘Dat heb ik altijd al een raar idee gevonden. Zo triest dat je geen familieleden had om je bruiloft mee te vieren. Als je ruzie met je familie hebt, is dit dan niet een goed moment om het eens bij te leggen? Je hebt nu een nieuwe generatie om rekening mee te houden.’

‘Nee,’ zei James, scherper dan de bedoeling was. ‘Dat heeft er niets mee te maken.’

‘Denk er eens over na,’ zei Robert. ‘Mocht je je nog iemand herinneren, nodig die dan uit. Iedereen heeft oudtantes en achterneven. We zouden het leuk vinden om ze eens te ontmoeten.’

‘Ja.’ James slaagde erin zijn irritatie niet te laten doorklinken in zijn stem. ‘Maar ik heb echt geen familie. Daarom vind ik het ook zo leuk dat ik nu deel uitmaak van de familie Winter.’ Dat was een voltreffer, zag hij meteen. Robert straalde gewoon.

Onderweg naar huis bood Emma haar excuses aan voor het gedrag van haar vader. ‘Hij kan zo onbeschoft zijn,’ zei ze. ‘Hij blijft maar doorvragen. Echt hoor, dat maatschappelijk werkers zo’n slechte reputatie hebben, komt door types zoals hij.’ Na een bezoek aan Springhead was ze altijd in een beter humeur, omdat de zondagse lunch dan weer voor een week achter de rug was. James daarentegen was nu voor de afwisseling eens nerveus. Deze keer had Robert genoegen genomen met zijn antwoorden, maar hij had het gevoel dat er meer vragen zouden volgen.

Pas toen ze thuis waren kon hij zich weer een beetje ontspannen. Nergens voor nodig, die paniek. De baby was in de auto huilerig geweest, dus nam Emma hem meteen mee naar boven voor zijn badje. James trok zijn nette pak uit en keek toen, met zijn rug tegen de badkamerdeur, naar zijn vrouw en zijn kind. Hier had hij zijn hele leven van gedroomd. Dit huis. Dit gezin.

Ze gingen vroeg naar bed, want hij was telefonisch oproepbaar, en zo langzamerhand stond hij waarschijnlijk boven aan de lijst. Hij had twaalf dagen dienst en dan acht dagen vrij. Hij viel onmiddellijk in slaap en droomde niet van Roberts zorgwekkende vragen.

Emma was met hem getrouwd omdat ze een romantisch beeld had gekoesterd van de zee en van hem. En hij had niet aan haar verwachtingen voldaan.

Die onwelkome gedachte schoot hem te binnen tussen het moment dat hij wakker werd van de telefoon en het moment waarop hij de telefoon opnam. Toen verdween ze weer, zoals ook de laatste restjes van een droom verdwijnen als je eenmaal klaarwakker bent.

Zoals hij verwacht had, was het een oproep om aan het werk te gaan. Op de centrale zaten twee vrouwen die eta-berichten binnenkregen van de schepen. Vervolgens namen ze contact op met de loods die boven aan de lijst stond, die dan naar het schip moest dat op het punt stond de Humber op te varen of de haven uitgeloodst moest worden. Hij herkende de stem meteen. Marcia. Leuke meid, leuker dan Jo. Een efficiënt type. Heel beleefd ook. Hij deed zijn leeslampje aan en noteerde de paar gegevens die hij nodig had.

‘Een schip net buiten Goole, kapitein Bennett.’ Marcia’s stem klonk kalm. Ze deed hem denken aan een nachtzuster in een ziekenhuis. ‘Russisch. De lading bestaat uit hout.’

Goole betekende een lange dienst – zeker acht uur van deur tot deur – maar vandaag vond hij dat niet erg. Snel kleedde hij zich aan, hoewel hij zich rond deze tijd eigenlijk niet hoefde te haasten. Er was toch geen verkeer op de weg. Overdag was het soms verschrikkelijk. Er hoefde maar één file op de weg naar Hull te staan en het was alweer eb. Het tij hield geen rekening met dat soort dingen. Het was behoorlijk stressen tegenwoordig, zelfs als hij alleen maar naar het loodsstation hoefde te rijden. Emma besefte dat niet. Die dacht dat hij geen gevoelens had. Dat hij nooit iets voelde.

Ze had zich even bewogen toen de telefoon ging, maar nu sliep ze weer, en vast ook, op haar rug. Hij had gewacht met trouwen totdat hij de juiste vrouw had gevonden, en zodra hij het lokaal was binnengestapt waar zij bezig was haar eerste les voor te bereiden, had hij geweten dat hij haar had gevonden. Ze stond net het Russische alfabet op het bord te schrijven, heel netjes, met gefronste wenkbrauwen van concentratie. Hij was als eerste binnengekomen, en zij had zijn naam aangevinkt op haar lijst, als een klein meisje dat schooljuffrouw speelde. Toen de les voorbij was, was hij in de gang blijven wachten tot ze naar buiten kwam, waarna hij haar had gevraagd of ze iets met hem wilde drinken. Omdat haar eerste les zo’n pijnloze ervaring was geweest. Hij had haar verteld dat hij als kind een verschrikkelijke hekel aan school had gehad en zich nogal zorgen had gemaakt over de avondcursus waar hij nu aan begonnen was.

Natuurlijk had hij voor haar wel vriendinnen gehad, maar die had hij nooit iets beloofd. Hij had hun altijd duidelijk gemaakt dat hij zich niet wilde binden. Zijn hele leven had hij uitgestippeld; hij was in alle opzichten een selfmade man. Hij had hun even belangrijk gevonden om de juiste vrouw te vinden als om de jongste eersteklas loods op de Humber te worden. Hij hield zich strak aan zijn schema. Voor flexibiliteit was geen plaats in zijn leven. Ja, hij was ambitieus, maar daar ging het eigenlijk niet om. Waar het om ging, was dat zijn plan het enige was wat hem op de been hield. En tot dusverre was het allemaal prima uitgepakt. Emma was de vrouw van zijn dromen.

Buiten miezerde het nog steeds. Geen hoosbui meer, maar wel niet-aflatende motregen. Hij dacht niet dat er waar dan ook ter wereld een plaats was waar meer tinten grijs bestonden dan hier. En hij had aardig wat gereisd om gezagvoerder te worden. Lichtgrijze zeemist in de zomer, leikleurige donderkoppen als het ging onweren, een bijna zwarte zee. Vannacht was de zee een dichte, bleekgrijze massa (ongeveer de kleur van zware rook) die het licht van de koplampen van de auto weerspiegelde.

De ruitenwissers hadden een slaapverwekkend effect, en de rit naar het kantoor was zo bekend dat hij zich er niet op hoefde te concentreren. Af en toe kwam hij op een bekend kruispunt of zag hij in het donker het uithangbord van een café of een kerk opdoemen. Dan realiseerde hij zich met een schok waar hij was. Verder reed hij op de automatische piloot, zonder iets van zijn omgeving in zich op te nemen. Hij was zo afwezig dat zijn gedachten gemakkelijk hadden kunnen afdwalen naar zijn verleden. Roberts opmerkingen over zijn familie hadden hem de stuipen op het lijf gejaagd. Je hebt toch wel een páár familieleden...? Iedereen heeft oudtantes en achterneven. En dan was er nog Keith Mantel, die hem overal aanstaarde. Vanaf de tv, van de voorpagina van de krant. Daar had hij de rest van de rit over kunnen piekeren als hij echt had gewild. James had zichzelf echter geleerd om onplezierige gedachten te negeren. Hij mocht niet in paniek raken nu. Er stond te veel op het spel. Hij ademde langzaam in en uit en dacht aan Emma, de volmaakte loodsvrouw, lief en inschikkelijk, die in zijn bed lag te dromen.

Inmiddels was hij bijna in Hull. Overal langs de rivier zag hij littekens, veroorzaakt door bouwprojecten. Half aangelegde nieuwe wegen, stilstaande hijskranen, de geraamtes van half afgebroken gebouwen. Tot een jaar geleden hadden de loodsen gewerkt vanuit een achttiende-eeuws pand op de hoek van een aangename straat die op het water uitkeek. James had het geweldig gevonden om daar te werken. Telkens wanneer hij het loodsstation binnenkwam, had hij beelden voor zich gezien van de mannen die daar vroeger hadden gewerkt. Hij kon hen bijna ruiken, met hun tabak en de zilte zeelucht die in hun kleren was getrokken. Op die manier had hij zich aangesloten bij de traditie die veel van zijn collega’s met de paplepel ingegoten hadden gekregen. Zij hadden vaders en grootvaders die ook loods waren geweest, en zelf hadden ze samen op de zeevaartschool gezeten. Nog altijd reed hij nu op zo’n manier naar zijn werk dat hij langs het oude loodsstation kwam. Inmiddels stond het leeg. Het moest nodig opgeknapt worden; het was veel te chic om als loodsstation gebruikt te worden. Bij het passeren van het pand ging hij langzamer rijden. Hij keek naar de mooie vormgeving van het gebouw en dacht terug aan de eerste dag die hij er had doorgebracht. Toen zag hij dat het verkocht was. Tussen de twee rijen langwerpige ramen was een enorm bord aan de voorgevel bevestigd met een bekend logo erop. binnenkort in dit gebouw: luxueuze appartementen. een project van mantel woningbeheer. informatie en/of aanmeldingen bij ons filiaal in kingston upon hull.

Het duurde even voordat hij zijn reactie op het bord kon benoemen. Hij herkende het gevoel niet meteen. Hij had er al lang geen last meer van gehad. Woede, natuurlijk. Even voelde hij zich vrij, toen hij zich realiseerde dat hij eraan kon toegeven. Toen walgde hij er alleen nog maar van. Alsof er iemand hondenpoep in een duur tapijt had gelopen. Tegen de tijd dat hij het weinig verheffende kantoor binnenliep waarin het loodsstation tegenwoordig huisde, was hij weer de vriendelijkheid zelve.

‘Hoe heette het schip ook alweer? Ik geloof niet dat ik dat goed verstond aan de telefoon. O ja. Ja, ik ken de kapitein. Daar hoeven we geen problemen van te verwachten.’

Hij nam de sleutels van de auto van de zaak aan en reed naar Goole. De M62 was praktisch leeg, en hij reed te hard.

Goole was een klein stadje met een enorme haven. Het leek wel alsof de rivier recht in het labyrint van kleine, smalle straatjes liep. Een raar gezicht moest dat zijn, als je uit het raam van je slaapkamer keek en vervolgens zo’n enorme tanker voorbij zag komen, op zo’n kleine afstand van je raam dat je het idee had dat je het schip kon aanraken als je je hand uitstak, en dat de matroos die in zijn stuurhut een kop koffie stond te drinken jou misschien ook wel een slok zou aanbieden.

Toen James het stadje in reed was het er compleet uitgestorven. Twee uur ’s nachts, en nog steeds regende het. Het leek erop dat behalve hijzelf en de bemanning die op hem wachtte iedereen op één oor lag.

Toen hij echter van zijn auto naar het schip liep, zag hij vanuit zijn ooghoek een man naast een stapel containers staan. De figuur kwam hem bekend voor. Zulk kort haar dat het leek alsof het geschoren was. Een donkerblauw jack. Het scheelde niet veel of James had het uitgeschreeuwd. Pas later realiseerde hij zich dat hij in het nachtelijk duister onmogelijk de kleur van de jas had kunnen onderscheiden. Dat hij het verkeerd had gezien of aan het hallucineren was geweest. Hij geloofde namelijk niet in geesten.

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml